Er moet gestreefd worden naar het beheersen van meerdere servicetechnieken. Tennisservice, floater, sprongservice. Zodra een speler in staat is de bal onderhands over het net te serveren wordt een start gemaakt met de bovenhandse service.

– Uitgangshouding: starthouding van een hardloper
  Linkervoet voor bij rechtshandigen
  Rechtervoet achter (iets schuin)
– Bal op de open linkerhand op de vingertoppen vasthouden.
– Kijk naar de plaats waar je naar toe wilt serveren, en plaats je voorste voet in die richting
– De rechterarm gestrekt achterwaarts (richting de tribune of de muur), zover naar achteren bewegen tot je niet verder kunt
– Rechterarm naar voren bewegen (alsof je een emmer met water erin ronddraait), linkerhand gooit de bal een klein stukje omhoog vlak voordat de rechterarm de bal raakt
– Verplaats gewicht van je rechter naar je linkerbeen
– Het raken van de bal:
  met open hand, vingers tegen elkaar of los van elkaar;
  met gesloten hand, platte vuist (zie afbeelding)
– Zo snel mogelijk de verdedigingspositie innemen.

Tennisservice, rechtshandig

1.Voorbereidingsfase, uitgangshouding
– Ontspannen uitgangshouding frontaal naar het veld gericht
– Voeten op schouderbreedte
– Linkervoet wijst naar het veld en is iets voor de rechtervoet (schredestand)
– Achterste voet, de rechter, wijst schuin naar rechts, voetenstand op “twee uur”,
– Het lichaamszwaartepunt (LZP) bevindt zich boven de achterste voet, “zwaar leunen op de rechtervoet”
– De bal ligt op de linkerhand, linkerarm gestrekt, ongeveer op buik/borsthoogte.


2. Hoofdfase, slagactie
– De slagbeweging inzetten door eerst het achterste been te strekken en het gewicht naar voren te verplaatsen op het voorste (linker)been.’Steunen op je voorste voet”.
– Rechterheup naar voren.
– Tegelijk met de rechterheup roteert de rechterschouder mee naar voren.
– Hierna wordt het voorste (linker)been gestrekt.
– Gelijkertijd gaat de rechter (slag)schouder naar voren en de schouderlijn (as door beide schouders) komt daarmee loodrecht op de servicerichting te staan.
– Tijdens het naar voren komen van de rechterschouder gaat de rechterelleboog als eerste naar voren en omhoog. De slaghand blijft achter het hoofd, waarna de rechterarm (met een zweepactie) volledig wordt uitgestrekt.
– De niet-slagarm blijft voor het lichaam, wordt iets gebogen in de elleboog en wordt vlak voor het slagmoment iets naar beneden getrokken. Hierdoor komt de slagschouder iets omhoog, waardoor de slagarm zich makkelijk naar boven kan uitstrekken en de slagactie krachtiger wordt.

Balcontact
– Balcontact met een open hand en gespreide vingers (vormspanning van de hand, maar met een losse pols).
– Balcontact iets onder het midden van de bal met de onderkant van de handpalm.
– Tijdens het balcontact klapt de hand actief over de bal d.m.v. een felle polsactie (polsklapbeweging).
– De snelheid van de bal wordt veroorzaakt door de snelheid waarmee de onderkant van de handpalm tegen de bal klapt.
– De hoeveelheid topspin van de bal wordt veroorzaakt door:
   1. De snelheid van de polsklapbeweging
   2. Door de afstand van het raakpunt van de hiel van de handpalm t.o.v. het midden van de bal.
– Op het moment van balcontact is de slagarm volledig gestrekt.
– De speler blijft naar de bal kijken.
– Omdat een gedeelte van de kracht verloren gaat (draaiing van de bal) moet de armstrekking en slagbeweging hard en fel zijn (het is een alles of niets actie).


3. Eindfase
– Na de slagactie zwaait de slagarm actief door naar voren in de slagrichting waarbij de pols gebogen blijft
– De slagarm wordt daarna ontspannen doorgehaald naar de linker- of rechterheup (dit is afhankelijk van de slagrichting).
– Tijdens de eindfase blijft de slagarm gestrekt en is de arm ontspannen.
– Tijdens de eindfase beweegt de slagschouder meestal door naar voren en kan er daarna eventueel nagestapt worden met de rechtervoet.
  N.B. Dit nastappen vindt dus plaats nadat de bal geserveerd is.
– Na de service de bal blijven volgen met de ogen.
  N.B. Bij de tennisservice mag er ook met twee handen worden opgegooid, mits de uithaalbeweging van de slagarm correct wordt uitgevoerd. Worden   er daarbij echter fouten gemaakt, dan een 1-handige opgooi laten uitvoeren.
– De rechterhand ligt op/tegen de bal, de rechterarm wijst daarbij naar voren, is ontspannen en bijna volledig gestrekt
– Vlak voordat de bal wordt opgegooid is er oogcontact met het doel, “waar je de bal naartoe wilt serveren”

Opgooi van de bal
– Een kleine stap maken met links, waarbij het lichaamszwaartepunt iets naar de voorste, linkervoet wordt verplaatst. De speler houdt echter het lichaams- gewicht op de achterste (rechter)voet
– De linkerarm wordt in een vloeiende doorgaande beweging omhoog gebracht van linksonder naar rechtsboven (voor de slagschouder)
– De bal komt los van de linkerhand als deze iets boven de (rechter) schouder is.

Floaterservice

1.Voorbereidingsfase, uitgangshouding
Zie uitgangshouding bij de tennisservice.
– Eventueel kan in de uitgangshouding de (rechter) slagarm al geheven en naast het hoofd zijn (hoge elleboog)
– De handpalm kan daarbij iets naar buiten worden gedraaid, om zodoende de slaghand en de slagarm in een juiste uitgangshouding te kunnen plaatsen
(voorspanning in de arm).


Opgooi van de bal
– De opgooi is bij de floaterservice beduidend lager dan bij de tennisservice
– De opgooi is ongeveer 40-60 cm boven het hoofd, het raakmoment is ongeveer op het “dode punt” van de bal (als de bal stil in de lucht hangt)
– Tijdens de opgooi mag de bal niet draaien (dit is echter niet altijd noodzakelijk)
– De romp helt bij de floaterservice minder achterover dan bij de tennisservice en de knieën worden bij de floaterservice minder ver gebogen (de slagactie kost onder andere daardoor meer armkracht).


2.Hoofdfase
Slagactie
– Tijdens de uithaalbeweging blijft de elleboog ter hoogte van de schouder (of iets hoger) en er is geen roterende, maar een rechtlijnige beweging van de elleboog t.o.v. de slagschouder
– De handpalm kan daarbij iets naar buiten worden gedraaid om voldoende spanning op de slagarm te kunnen houden
– Nadat het lichaamsgewicht naar voren wordt gebracht (stap op de linkervoet) wordt de rechterschouder naar voren gebracht d.m.v. een romprotatie
– De slagarm voert een keerbeweging uit
– Vlak voor het balcontact wordt de slagarm abrupt afgeremd, waardoor de slagactie lijkt op een korte felle “karateslag” met de platte hand.

Balcontact
– Balcontact vindt plaats in het midden van de bal, met de handpalm (waarbij de vingers de bal bijna niet raken en in ieder geval niet over de bal heen mogen klappen, zoals bij de tennisservice)
– De hand en de pols worden stijf gehouden en de handpalm is plat en hard (de handspieren zijn gespannen)
– Balcontact dient plaats te vinden met een hard deel van de hand, afhankelijk van de voorkeur kan de duim tegen de hand aangedrukt worden of naar opzij wijzen. Het is zelfs mogelijk om met open vingers een goede floater te slaan
– Tijdens het slagmoment blijft de slagarm iets gebogen in de elleboog (een volledige armstrekking zou topspin aan de bal geven). Dit tegenhouden van de bovenarm vindt plaats door het bewust aanspannen van de armspieren
– Om een strakke (vlakke) balbaan te krijgen moet het raakmoment met de bal iets voor de serveerder zijn (voor de slagschouder)

3. Eindfase
– Na een kort en fel balcontact stopt de slagarm abrupt en is er, om geen topspin te krijgen, geen follow-through van de vingers,
– De speler blijft de bal volgen en loopt naar zijn verdedigende veldpositie.